Ik snap Quinns argument... maar vind daardoor eigenlijk ook dat hij niet helemaal de juiste hobby / bezigheid / activiteit heeft gekozen. Zoals hij schrijft:
quinn schreef:
The art of designing a table game is at its most beautiful and powerful when it simply presents its players with a fascinating, new environment in which to interact. Games that don’t see the players interacting, games that could be played solo without cutting out the heart of the challenge, don’t make use of the single most exciting resource available to any board game designer - the players themselves. We’re where the stories, the intrigue and excitement will come from. Everything else is maths. This is why James Bond plays poker and not sudoku.
Zijn 'probleem' is dat hij categorisch weigert te erkennen dat die laatdunkend benoemde 'maths' bron kunnen zijn van fascinerende en mooie spelpatronen. Wat Quinns in feite zegt, als ik het even vertaal naar een wat aanschouwelijker analogon, is dat Boogie Woogie van Mondriaan of de Fontein van Duchamp geen kunst zijn, of geen kunstzinnige waarde bezitten, omdat er geen menselijke taferelen à la Breughel of Rembrandt worden uiitgebeeld. Ze zijn overduidelijk niet gelijk, dat ziet een kind (zelfs) al. Maar op hun manier zijn ze allemaal innovatief, prikkelend, een bron van grote genialiteit, en dus met recht wereldberoemd.
De uitdaging van een spel als Agricola zit er dan ook in om binnen het kader van de spelregels te proberen de koevoeten, zijpaadjes, optimalisaties en meer te vinden. Of Agricola dat zo goed doet in vergelijking tot andere spellen is voer voor voortdurende discussie. Ik zou kunnen aanvoeren dat vanuit een speltheoretisch oogpunt Agricola nogal saai is; titels als Go, Die Dolmengötter en Chicago Express zijn dan een stuk 'beter'. Helaas (vanuit mijn oogpunt bezien) is het overduidelijk dat de gemiddelde speler niet is geïnteresseerd in interessante speltheorie, maar gewoon lekker wil knutselen met vrij rechtlijnige groeiproblemen met milde concurrentie.
Quinns ziet dus naar mijn mening veel liever dat van de spelers iets anders dan (of naast) cognitieve vaardigheden wordt verlangd: bluffen, proberen elkaar een loer te draaien door lichaamstaal, overleg, praten, zingen, samen fantaseren, rollenspel,
campaigns, dat soort dingen. Je kunt dat soort dingen wel bij een titel als Agricola doen, maar het is natuurlijk zonneklaar dat niets in het spel dit soort extra's ondersteunt of er gebruik van maakt. Maar dat wil niet zeggen dat er geen interactie is. Het is alleen interactie op een manier die Quinns niet erkent en/of waardeert:
Citaat:
Agricola is obviously a rich and fascinating game, but it doesn’t break down walls between people. It builds them.
vandaar ook mijn eerste opmerking dat Quinns misschien niet helemaal de juiste hobby heeft. Of beter gezegd, in een spelersgroep zit waar hij eigenlijk niet goed thuishoort omdat in euroland het aantal spellen dat op deze manier interactie zoekt nogal beperkt is. Een RPG-groep lijkt me al beter geschikt.
Ikzelf heb veel meer met Pauls manier van spellen doen: ik heb het niet zo op het écht menselijke aspect in spellen en geef er veruit de voorkeur aan om spellen te zien als, inderdaad, een moment van rust in een periode van slap gewauwel, en de laatste nieuwtjes en roddels uitwisselen. Spelen is voor mij, cru gezegd, geen variant op geímproviseerd theater. Ik heb dat laatste niet nodig om muren tussen mij en mensen in mijn omgeving af te breken; ik doe dat toch echt het liefst op mijn eigen manier.